De kinderen hebben weer driekoningen gezongen en de drukkers hun 'koppermaandag', de maandag ná driekoningen, gevierd. Een Bossche sociëteit kende die dag een ander gebruik. dat gebeurde achter de voorgevel van Sint Janssingel 20. Het is een gevel van omstreeks de eeuwwisseling. Maar wat stond er vóór die tijd? Vóór 1629 behoorde de grond toe aan het Franciscanessenklooster Mariënburg en was het een tuin. Vanaf de val van de stad liep het aantal zusters terug en werd de grond eigendom van de staat. In het begin van de achttiende eeuw werden er huizen gebouwd aan de vestingwal. De plek werd toen omschreven als een 'vuyle en onordentelyke hoeck tegen den stadswal', maar Frederik-Thomas Yvoi bouwde twee huizen met 'eene plaisante kamer', een keuken en een moestuin en legde er ook een andere tuin aan. In de achttiende eeuw kende het verschillende eigenaren en in 1800 werd het opnieuw verkocht. Het werd toen omschreven als 'eenen plaisir tuin met woning en tuinhuis' en verkocht aan een sociëteit, die later De Harmonie zou heten. Deze sociëteit was in 1763 reeds in de pas later aangekochte woning opgericht. Die heette in die tijd Het Zwartmakershof. Volgens een verhaal van Antoni Welsch uit 1839 zou deze naam te maken hebben met een traditie van de sociëteit. Eens werd er op 6 januari een nieuwe koning (voorzitter) benoemd en toevalligerwijs zat hij juist tussen de aftredende koning en diens voorganger. Opzettelijk of per ongeluk werd hij versierd met kroon van 'klatergoud en bordpapier'. „Hoe ligt kan het nu aan eenige der vrolijke gasten niet hebben ingevallen den hoogen karmozijn tint, die de wangen van den nieuwen koning, nadat hij copieus gegeten en gedronken had, verwde, te overtrekken met de koop van eenen gebranden kurk en daardoor het drietal te doen zien, zoals het driekoningenfeest het wil, nl. de zwarte koning in het midden?” Sedertdien werd het een traditieen werd de nieuwe koning, de nieuwe sociëteitvoorzitter, zwart gemaakt! Het was kennelijk gezellig in de sociëteit, zoals een fragment uit een gedicht ons leert:
'Een frissche pijp tabak, een mullig glaasje bier.
Een krakeling met kaas, ziedaar gepaste cier.
Op het eind van de 19e eeuw leidde de sociëteit een kwijnend bestaan en werden de gebouwen opgekocht door mr. Frans van Lanschot die er ter gelegenheid van zijn zilveren huwelijksfeest de Van Lanschot's Stichting fundeerde, het opschrift boven de deur herinnert daar nog aan. Bejaarde ongehuwde vrouwen en weduwen vonden er vanaf mei 1894 onderdak. Het archief van de Sociëteit De Harmonie berust thans in het depot van het Bossche Stadsarchief.Trekt iemands lust naar wijn, wil men een gast tracteren? Welaan, slechts Jan gelast, hem zal geen flesch ontberen.' |
InleidingVan Lanschot's Stichting. Het tehuis voor bejaarde mannen, bekend als de "Van Lanschot's stichting" is gelegen aan de oostelijke zijde van de Sint Janssingel en sluit aan op de noordzijde van het Mariënburgklooster. Het tehuis is opgericht door de bankier Van Lanschot, ten behoeve van de huisvesting en verzorging van bejaarde oud-medewerkers van deze bank. De verzorging van de bewoners was in handen van Zusters van de Sociëteit van Jezus, Maria en Jozef, die gehuisvest waren in het Mariënburgklooster.Er was dan ook een directe verbinding tussen het klooster en het tehuis. Het tehuis werd gebouwd in 1894 en toont een vermenging van stijlelementen van de Neo-Renaissance en de Neo-Gotiek. Inwendig is het tehuis gemoderniseerd. OmschrijvingTweelaags gebouw onder een plat dak met schilden. Het schild aan de voorzijde is gedekt met leien, aan de achterzijde met kruispannen. Het gebouw heeft een rechthoekige plattegrond, met aan de achterzijde een éénlaags aanbouw onder schilddak, gedekt met kruispannen. Boven de voorgevel een geprofileerde gootlijst op consoles. Houten dakkapellen met pirons. Gevels opgetrokken in machinale baksteen, in de voorgevel met hardstenen plint en dorpellijsten. Sierankers. Geleding door middel van speklagen. Onder de dorpellijst ter hoogte van de eerste verdieping een tandlijst. De voorgevel heeft rechts van het midden, ter plaatse van de ingangspartij een risaliet met een Neo-Renaissance trapgevel, versierd met natuurstenen klauwstukken, tympaan en pirons. De ingangspartij bestaat uit een natuurstenen poortje. Rondboog tussen Ionische pilasters, waarboven een kroonlijst en een tympaan met schelpversiering, rustend op consoles met kopjes.In de kroonlijst de tekst: "van Lanschot's Stichting", hieronder twee jaartalstenen "Anno" "1894" met cartouche-omlijsting. In de poort een opgeklampte deur onder een rondbogig bovenlicht met sierrooster. Boven de poort een tweetal gevelstenen, waarin een torentje met drie bomen (links) en een omgekeerd anker (rechts). Boven de ingang, op de eerste verdieping twee gekoppelde rechtgesloten vensters onder ontlastingsbogen, Hierin tweeruits ramen. Ter hoogte van de zolder een tweelichtvenster onder ontlastingsboog. De gevel is op begane grond en eerste verdieping voorzien van rechtgesloten vensters onder ontlastingsbogen met siermetselwerk in de boogvullingen. Hierin zesruits ramen. De sober uitgevoerde achtergevel wordt aan de bovenzijde afgesloten door een tandlijst met rollaag. Op de begane grond en eerste verdieping T-vensters onder ontlastingsboog. Geheel rechts op de begane grond een breed drielichtvenster. Links de éénlaags aanbouw met rechtgesloten vensters onder strek. Direct rechts hiervan de achteringang, gelegen in een door een segmentboog afgesloten portaal. Inwendig heeft het tehuis een centrale gang, met aan weerszijden hiervan, tegen voor- en achtergevel vier vertrekken. Rechts de hal, met hierachter het trappenhuis. Achter het trappenhuis een doorgang naar het klooster. Het inwendige van het tehuis is, met uitzondering van de houten trap met balusters, gemoderniseerd. WaarderingHet tehuis van de "Van Lanschot's Stichting" is van algemeen belang. Het object bezit cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van een sociaal-economische en geestelijke ontwikkeling: het vormt een goede illustratie van de zorg voor ouden van dagen vanuit een particulier initiatief. Voorts vormt het tehuis voor bejaarden, verbonden aan een klooster, een illustratie van een typologische ontwikkeling. Het object bezit architectuurhistorische waarde vanwege de bijzonder rijke detaillering van het tehuis, met name het rijk uitgevoerde Neo-Renaissance poortje. Het object bezit als aan het Mariënburgklooster verbonden tehuis ensemblewaarde als essentieel onderdeel van dit omvangrijke kloostercomplex, dat cultuurhistorisch van nationaal belang is. Als beeldbepalend pand is het voorts van belang voor het aanzien van de beschermde binnenstad van 's-Hertogenbosch. Het tehuis is tot slot van belang vanwege de gaafheid van het exterieur en vanwege typologische en functionele zeldzaamheid. |
Van de Postelstraat kwam men door het Uilenburgstraatje in de buurt, genaamd de Ulenborch of de Uilenburg. In die buurt, waarvan de straten thans genoemd worden de Uilenburg, de Molenstraat en de Walpoort, stonden oudtijds het Schildersgasthuis, dat Johan Schilder, raad van den Bosch, in het jaar 1500 voor acht oude vrouwen stichtte; het St. Martensmannengasthuis, dat in 1682 door Coenraad van Boxtel Dirkszn voor drie oude mannen in drie huisjes was gesticht (Reg. n° 502 f. 186); het Loyersgasthuis en het Franciscannessenklooster Mariënburg, dat aan de Westzijde van de straat de Uilenburg stond en waarvan thans alleen nog maar over is de kapel, welke langs de straat de Walpoort staat en nu toebehoort aan het tegenwoordige nonnenklooster Mariënburg: die kapel diende van 1684 tot 1693 tot bedehuis voor het grootste gedeelte der Katholieke Bosschenaren; in laatstgemeld jaar werd zij door den Staat aan die bestemming onttrokken en ingericht tot 's Lands ammunitiehuis of arsenaal; de grafzerken, welke er in lagen, zijn alstoen publiek verkocht. Twee eeuwen lang bleef deze kapel die nieuwe bestemming behouden tot dat het Rijk ze verkocht aan het tegenwoordige klooster Mariënburg, dat er eene school van maakte.
Het oude klooster Mariënburg 1) had achter hetzelve tot aan den wal groote tuinen liggen; een stuk daarvan, dat lag tusschen gezegde kapel en den wal (thans de St Janssingel), werd met twee woningen, eene schuur met erf, die in 1729 gezegd werd te zijn ingericht tot eene plaisante kamer met keuken en eenen moeshof, allen behoord hebbende tot gezegd klooster, krachtens appointement van den Raad van State van 22 Augustus 1713 door den generaal-majoor Frederik Thomas Yvoi, den lateren kommandant van den Bosch, van
| 220 |
den Raad van State in erfpacht gekocht 2); het werd in 1729 gezegd toen te zijn geweest „een vuyle en onordentelyke hoeck tegen den stadswal; hij maakte er ook tuin van; mr. Johan Willem de Groulart, heer van Surester, raad en oudpresident-schepen van den Bosch, als voogd over zijne minderjarige kinderen en zijne dochter Henrietta Maria Ivoy verkochten na zijnen dood den 11 Februari 1729 (Reg. n° 544 f. 21) dezen tuin aan Noël Clement de Grand Champs, lakenkooper te den Bosch 3). Marie Franchise Tamineau. wonende te Luik, en de andere testamentaire erfgenamen van hem en zijne vrouw Marguerith Josselet verkochten dien met andere tuinen van het voormalig klooster Marienburg den 9 April 1770 (Reg. n° 591 f. 129 vso) aan Abraham Verster, drossaard van St. Michielsgestel, oud-schepen en raad van den Bosch en rentmeester der geestelijke goederen over de Kwartieren van Oisterwijk en Kempenland 4), die er met zijnen tuin van achteren aangrensde. Deze transporteerde 21 Augustus 1779 (Reg. n° 585 f. 331) aan zijnen zoon Florentius Verster, med. doctor te den Bosch, in mindering van diens filiale portie o.a. voormelden door F.T. Yvoi tot tuin aangelegden hoek, die toen aldus werd omschreven: „eenen boven- en benedenhof met een tuynhuisje, uitziende op de stadswalle: item eene groote benedenkamer met twee vertrekjes en een kelder daaraan staande, gelegen op den Uilenburg, met eene planke hyninge en muur nevens de stadswalle ex uno en nevens 's Landsmagazijn en arcenaal ex alio, fine uno de walle, fine alio een moeshof. De kinderen, behuwd- en kleinkinderen van genoemden Abraham Verster, zijnde Dr. Florentius Verster, wonende te den Bosch; mr. Cornelis Jacob Speelman, heer van Heeswijk en Dinther, wonende te Hees- | 221 |
wijk, als gehuwd met Catharina Verster; Willem Guerin, wonende te den Bosch, als gehuwd met Geertruy Verster; Abraham Gijsbert Verster, wonende te Amsterdam 5); mr. Joost Romswinkel, wonende te Leiden, als echtgenoot van Henriette Geertruy Verster, en Agnes Maria de Lepo weduwe van mr. Jean Louis Verster, in leven drossaard van St. Michiels-Gestel 6), zij zoo voor zich en als moeder-voogdes over hunne minderjarige kinderen Florentia Anna 7), Henrica en Abraham Arnoldus Josephus Verster 8), verkochten 17 Maart 1800 dit stuk tuin, dat alstoen omschreven werd als: eenen plaisir tuin met woning en tuinhuis, staande en gelegen op den Uilenburg, met eenen uitgang op 's lands wallen, gelegen tusschen 's lands Arsenaal en de Stadswallen en zich uitstrekkende van den moestuin van J.A. Nuyts tot aan die wallen, aan het Gezelschap onder de zinspreuk: door eendragt en oprechte vriendschap tzaam verbonden, gevestigd te den Bosch. Deze vereeniging kreeg later den naam van de Sociëteit de Harmonie en hare voorzegde tuin dien van het Zwartmakershof. Volgens eene aanteekening van 10 Maart 1839 van Antoni Servaas Welsch 9), die toen lid van deze Sociëteit was, werd zij in 1763 in de woning, welke aan dien tuin stond, opgericht en stond ten zijnen tijde nog de naam van Het gezelschap door Eendragt en opregte Vriendschap zaam verbonden boven de naamlijst harer leden, waarop mede stond: En is den wensen der Broederen:
Dat tweedragt noijt verbreekt den band,
Van het gezellig Broeder leven,
Dan zal dit Hoff genoegen geven
Tot roem van Stad en Vaderland.
| 222 |
Blijkens diezelfde aanteekeniug werd hare eerste benaming in het jaar 1808 veranderd in die van Harmonie, bij gelegenheid, dat haar reglement gewijzigd werd. De oorsprong van den naam Zwartmakershof, welke aan haren tuin gegeven werd, is niet meer bekend, zoo teekende Welsch in zijne memorie nog aan; van gissingen daaromtrent, zoo schreef hij verder, houde ik die van den heer de Koning voor de waarschijnlijkste, n.l., dat den bijnaam van het Driekoningenfeest, dat vroeger luisterrijk en vrolijk schijnt gevierd geweest te zijn, afkomstig is. Welligt heeft bij het een of ander dier feesten de Regerende en dien dag aftredende Koning der Sociëteit, aan wiens zijde opzettelijk of toevallig de laatst vorige Koning geplaatst was, de nieuw benoemde in hun midden doen nederzetten, opgeschikt met het klatergoud en bordpapier bij die gelegenheid in gebruik. Hoe ligt kan het nu aan eenige der vrolijke gasten niet hebben ingevallen den hoogen karmozijn tint, die de wangen van den nieuwen koning, nadat hij copieus gegeten en gedronken had, verwde, te overtrekken met de kool van eenen gebranden kurk en daardoor het drietal te doen zien, zooals het driekoningenfeest het wil, n.l. de zwarte koning in het midden?
Uit het volgend vers, dat Jan Reinier Hopman op 1 Juni 1807 op deze Sociëteit maakte, kan men zien hoe het daar oudtijds toeging:
Gezelligheid en vreugd, verdraagzaamheid en trouw
Maakt hier de vriendschap uit, die elkeen wenschen zou;
Belangrijk Broederschap! Uw heuschheid onbedwongen.
Uw lusttuin naar waardij wordt nimmer opgezongen.
't Voorvaderlijk banket, de trotsche eenvoudigheid,
't Oud burgerlijk bestaan, wordt hier ten toon gespreid.
Welmeenend eensgezind, hoort men krakeel noch vloeken.
Geweerd wordt hier diegeen, die twist of tweedragt zoeken.
Een jasje of 't ombre spel is 't algemeen vermaak,
Vooral 't sans prendertje, naar toedragt van de zaak.
Dan mengt men ernst met jok en wordt er hard geblazen.
't Is louter tijdverdrijf om andren te verbazen
| 223 |
Een frissche pijp tabak, een niullig glaasje bier,
Een krakelring met kaas, ziedaar gepaste cier.
Trekt iemands lust naar wijn, wil men een gast tracteren?
Welaan, slechts Jan gelast, hem zal geen flesch ontberen;
De roemers staan gespoelt, de tafel wordt geveegd,
Zoolang na 't eerste glaasje, het tweede is ook geleegd.
En wordt er extra eens een bonkje in 't jaar gegeven,
Dan warlen deun en rijm, dan schept men vreugd in 't leven.
Dan krijgt luidruchtigheid de vrolijke overhand;
Dan valt een gast wel eens al pissend aan den wand;
Dan barst men uit in 't roud, met algemeen geschater,
Mits hij zich niet bezeerd, nog dronken van het water!
Verrukkend staat het oog, waarhenen men het wend
En dwaalt in 't weidsch verschiet, begeerig zonder end!
't Is hier een Paradijs, waarin beproefde leden
Als broeders van één huis hun snipperuur besteden
In zaal, prieel of tuin of op de uitstekkamer
Naar het saisoen hun lokt, als des te aangenamer.
Dan. ik gedenk mijn pligt voor 't mij vergund genoegen
Dat ik, als deelgenoot, mij in uw rei mag voegen
Reeds heet ik wellekom met een vereende hand,
Die mij straks heeft gesnoerd aan deze vriendschapsband.
'k Betuig u mijnen dank, hier kunt gij staat op maken,
Dat door mijn toedoen nooit de vreugd gestoord zal raken.
Gezelligheid mint deugd, zoekt eendracht, trouw, vermaak
En dit is hier de wet, en dus der Broedren taak.
Dat wij dan onderling dit heilzaam nut betrachten
En 't onuitspreekbaar schoon van dezen lusthof achten.
Dat zoo de vriendschap groeije en blijve metterwoon
Ja, bloeijende overga tot op den laatsten zoon.
Eenige jaren geleden verkocht de Sociëteit de Harmonie haren tuin aan nu wijlen den oud-raadsheer mr. Frans van Lanschot, die er o.a. op bouwde de Van Lanschots Stichting; hare societeitszaal werd door haar ook verkocht en kwam ten
| 224 |
slotte aan het tegenwoordige klooster Mariënburg. De vroeger zoo bloeiende sociëteit Harmonie leidt nu nog maar een kwijnend bestaan in een koffiehuis. Sic transit gloria mundi! | 225 |
Noten | |
1. | Het werd grootendeels verkocht bij Schepenakten van den Bosch van 27 October 1707, staande in Reg. n° 527 f. 28 en vlgd. |
2. | Reg. n° 534 f. 110. Hij had deze goederen te voren kosteloos van den Raad van State in gebruik gehad ter vergoeding van vrije woning, die de sergeants-majoor van den Bosch vóór hem in een deel van het St. Geertruiklooster hadden gehad. |
3. | Deze had reeds verschillende gebouwen van het klooster Mariënburg in 1707 (Reg. n° 527 f. 28 en vlgd.) en in 1713 (Reg. n° 530 f. 307) gekocht. |
4. | Hij was zoon van Jan Louis Verster en Catharina Gast; den 1 Febr. 1720 werd hij te den Bosch geboren, alwaar hij 9 Juni 1799 overleed. Zijne vrouw was Florentia van Woerkom. |
5. | Hij was te den Bosch geboren 31 Juli 1751 en huwde aldaar 8 October 1778 Maria Hester Blisseth. |
6. | Hij overleed te den Bosch 2 September 1793. |
7. | Zij huwde met Vincentius van Tuerenhout, controleur der belastingen te Grave. |
8. | Hij werd geboren te den Bosch 15 Nov. 1781, h. 21 Jan. 1824 te Boxmeer Clara Maria de Quay en overleed als burgemeester van Vught 15 April 1836. |
9. | Hij was in 1794 te den Bosch geboren uit het huwelijk van Frans Lodewijk Welsch met Johanna Adriana Gieseler. |
1995 |
Henny MolhuysenAchter de voorgevel : ZwartmakersBrabants Dagblad donderdag 12 januari 1995 (foto) |
1908 | Van Lanschotstichting |
1910 | Van Lanschot's stichting |
1928 | Van Lanschotstichting |
1943 | wed. E. v.d. Wiel-Beaart |
1948 | Van Lanschotstichting (tehuis voor oude dames) |